De zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan biedt een waardevol kader om inzicht te verkrijgen in de psychologische behoeften van kinderen, namelijk autonomie, competentie en verbondenheid. Echter, voor hoogbegaafde kinderen lijken het vervullen van deze basisbehoeften niet altijd vanzelfsprekend te zijn.
Autonomie staat hoog in het vaandel bij hoogbegaafde kinderen. Ze verlangen vaak naar een zekere mate van vrijheid en zelfstandigheid in hun leerproces. Het vinden van passend schoolwerk dat hen uitdaagt en aansluit bij hun niveau is echter een uitdaging op zich. Soms worden ze geconfronteerd met taken die ze al beheersen, waardoor ze niet gestimuleerd worden om verder te groeien en risico’s te nemen uit angst om te falen.
De pijler van competentie vertoont eveneens complexiteit voor deze groep. Hoogbegaafde kinderen hebben vaak een autodidactische aanleg en hebben begeleiding nodig in de zone van naaste ontwikkeling, waar ze niet volledig zelfstandig de stof eigen kunnen maken. Het gebrek aan uitdaging op dit gebied kan leiden tot een neiging naar perfectionisme en vermijding van nieuwe uitdagingen.
Het gevoel van verbondenheid en begrip vormt een andere uitdaging voor hoogbegaafde kinderen. Ze ervaren zich vaak anders dan hun leeftijdsgenoten en voelen zich niet altijd begrepen. Het hebben van contact met gelijkgestemden is cruciaal voor hun welzijn en persoonlijke ontwikkeling.
Daarnaast worden bij hoogbegaafde kinderen met een (vermoedelijke) Taalontwikkelingsstoornis (TOS) nog meer obstakels zichtbaar. Een TOS bemoeilijkt de verwerking en/ of productie van taal, wat kan resulteren in communicatieproblemen en gevoelens van isolement en onbegrip wat vaak doorwerkt in het gevoel van (gebrek aan) verbondenheid.
Het gebrek aan begrip kan de pijlers van autonomie en competentie verder ondermijnen, wat het zelfbeeld van deze kinderen kan beïnvloeden. De intense ervaringen en sterke metacognitieve vermogens kunnen dit nog versterken.
Deze uitdagingen manifesteren zich vaak in gedragsvormen zoals isolatie, aanpassing, onderpresteren, of externaliserend gedrag als gevolg van het onvermogen om emoties te reguleren of focus van onvermogen te willen verleggen (maskeren). Bovendien kan het ontbreken van innerlijke spraak bij kinderen met een TOS het executieve functioneren belemmeren. Een bekend voorbeeld daarvan is het, plannen en organiseren, waardoor ook de pijler van autonomie wordt beïnvloed. Zelfs zonder TOS kunnen hoogbegaafden hiermee worstelen, maar vaak vanuit een andere oorsprong.
Vaak wordt er aandacht geschonken aan het (ongewenste) gedrag, maar wordt vergeten dat dit een signaal is dat het kind afgeeft. De focus leggen op het (ongewenste) gedrag brengt je vaak niet naar de oplossing, immers ‘alles wat je aandacht geeft groeit’.
Het ontrafelen en begrijpen van de bron van dit gedrag en het in balans brengen van deze (basis)behoeften is essentieel. Alleen dan kunnen gerichte interventies helpen om deze kinderen te ondersteunen bij hun ontwikkeling en welzijn.