Meteen naar de inhoud

” Hoogbegaafde kinderen zijn ook gewoon kinderen”

Er leeft vaak nog een bepaald (stereotype) beeld over hoogbegaafdheid of hoogbegaafde kinderen.
Alsof hoogbegaafde kinderen alles in een keer kunnen, geen hulp/ uitleg nodig hebben en altijd succesvol zijn. Vaak blijkt niets minder waar.
In de basis zijn we immers allemaal gelijk. We hebben dezelfde levensbehoeften, hoogbegaafd of niet, het eeuwenoude model van Maslow geeft dit mooi weer.

Volgens de theorie van Maslow begin je in de
onderste laag. Je kunt pas doorgroeien als je een
laag doorlopen hebt en voldaan is. De bovenste
laag (de top) ‘zelfontwikkeling’ kan gezien worden
als het bereiken van je ware potentieel.

Hoogbegaafde kinderen kunnen echter wel meer
uitdagingen ervaren binnen de invulling en het
doorlopen van deze piramide.
Dit heeft meestal te maken met het anders denken,
voelen en ervaren dan het gros van de mensen.

Wat is hoogbegaafdheid?

Er is geen eenduidige wetenschappelijke definitie van (hoog)begaafdheid. Er zijn echter wel veel verschillende theorieën en modellen over hoogbegaafdheid die veel inzichten bieden in het begrip hoogbegaafdheid.

Een van de modellen is het model van Tessa Kieboom. (Hoog)begaafdheid heeft twee onderscheidende factoren: een cognitieve factor (het denk-luik) en een zijnsfactor (het zijns-luik). Naarmate het potentieel hoger is, is er sprake van een hoger en sterker bewustzijn.
Hoogbegaafdheid is meer dan het hebben van een hoog IQ. Bij jonge kinderen wordt er gesproken over een ontwikkelingsvoorsprong.

Bij embodio’s zie je waar vaak uitdagingen liggen bij hoogbegaafde kinderen (en volwassenen). Niet ieder hoogbegaafd kind loopt vast of tegen problemen aan. Er zijn diverse factoren die meespelen. Kinderen verschillen van elkaar in persoonlijkheid en temperament maar ook de omgeving waarin een kind opgroeit is een hele belangrijke (wellicht wel de belangrijkste) factor. Dat die omgeving (denk aan het gezin, vrienden, onderwijsvisie, leerkrachten, klasgenoten, clubgenoten etc) voor iedereen anders is, is vrij vanzelfsprekend.

‘Om de waarheid over mijzelf te weten te komen
moet ik die waarheid via de ander verkrijgen.

De ander is voor mijn bestaan onmisbaar, en
even onmisbaar bovendien voor de kennis die
ik van mijzelf heb.’

Jean-Paul Sartre (1905-1980)

We weten (en zien dat terug in de piramide van Maslow) dat ieder kind behoefte heeft aan sociale behoefte en erkenning. Vanuit het anders denken en voelen, ervaren de kinderen regelmatig weinig/ geen aansluiting. Hoogbegaafde kinderen kijken en denken anders naar en over bepaalde zaken, ze voelen zich dikwijls alleen en soms zelfs apart en anders.
Dat kan maken dat een kind zich in een bepaalde setting niet op z’n plek voelt en het gevoel van ‘veiligheid’ aantast. Alle kinderen hebben gelijken om zich heen nodig om te groeien zodat er een gezond zelfbeeld ontstaat. 
Voor de groep hoogbegaafde kinderen is de kans op het vinden van gelijken een heel stuk kleiner.
Ongeveer 2 tot 2,5 procent van de bevolking is hoogbegaafd. Het is moeilijk om dat te vertalen naar de basisschool (populatie wisselt per school), maar het zou er op neerkomen dat gemiddeld 1 kind in de groep hoogbegaafd is.
De kans op die ontwikkelingsgelijken is dan aanzienlijk kleiner dan bij ‘gemiddeld’ begaafde kinderen.

Als een passende setting (in aanbod en gelijken) uitblijft, zien we vaak verschillende situaties ontstaan.
Het kind kan zich gaan aanpassen, zich terug gaan trekken en afzijdig houden, problemen gaan ervaren met executieve functies maar ook het vertonen van ‘storend’ gedrag wordt regelmatig gezien.
Kinderen kunnen op school dan heel anders voorkomen dan de ouders thuis zien, het maakt soms zelfs dat er aan een diagnose (ADHD, ASS, OCD, DCD) gedacht wordt.

Hoe het kind zich ook uit (of bijna niet), het is vaak een signaal van je kind dat het eigenlijk gezien, begrepen en geaccepteerd wil worden. Kortom, het gaat terug naar basisbehoeften uit de piramide van Maslow en daarmee in mijn ogen dus een gewoon kind.

Als er niet aan deze basisbehoefte wordt voldaan, dan zal het kind nooit naar de volgende laag stromen en komen bij de laag ‘zelfontwikkeling’, daar waar het hoge potentieel pas getoond kan worden. Hier ligt dan ook de basis van relatief en/ of absoluut onderpresteren en aanpassen, met als gevaar zichzelf ‘kwijtraken’.

Wil je hier eens over doorpraten? Neem dan zeker contact op.